De
onpersoonlijke helder verlichte coupe deed warm en gastvrij aan, toen ik uit de
snijdende kou binnenstapte en neerplofte. Het avondje stappen met een oude
vriend had me goed gedaan. Flink aangeschoten hing ik onderuit; Na te genieten
van alle bekende anecdotes en nieuwe sterke verhalen die we weer samen beleefd
hadden. Dit was een avond die nog lang in mijn geheugen zou nasmeulen..... Met
een sardonische grijns doezelde ik weg.
Ik
schrok wakker toen de trein met een schok en een onaards geknars in beweging
kwam. Ik hoorde stemmen. Een geanimeerd gesprek vond plaats in een ander deel
van de coupe. Flarden van de discussie drongen tot me door en ik voelde mijn
voorhoofd fronsen. Een zwaar debat over geloof, God, lichaam, ziel en eigen
verantwoordelijkheid. Niet echt iets waar ik op zat te wachten. “Je ziel mag in
je lichaam wonen, is te gast ....” en “Het lichaam is de tempel van de ziel”.
Aloude, doodgehamerde gemeenplaatsen dacht ik. En ik probeerde weer weg te
dromen naar onze kroegentocht. Het was geruststellend dat de gehaaste enigzinds
sarcastische stem al de bekende argumenten van twijfel en beproeving naar voren
bracht. De rustige, prikkelende, uitdagende, andere stem viel vaak stil. En ik
merkte, dat juist dan, bij mij de spanning opbouwde. Zodra ik die stem hoorde
spitste zich mijn oren. Daar was ie weer, uiterst rustig en bedeesd: “Tja, je
ziel mag dan wel dit zoogdier besturen, maar is het je ook gelukt om mens te
worden?”. Voor ik het kon denken knalde die ander er overheen: “Wat is dat nou
weer voor vraag?”. Een scherpe tinteling ging door me heen, dit was niet de
discussie die ik al zo vaak had gehad!? Rustig klonk het: “ Wel, precies wat ik
zeg. Je denkt wel dat je mens bent, maar dat is een spraakverwarring. Een
gebrek van de taal, te weinig synoniemen! Je bent gewoon een zoogdier, net als
de rest van de beesten die hier op aarde rondkruipen. Het enige verschil is dat
jij de kans hebt gekregen, om het dierlijke te ontstijgen en van die homp
cellen een mens te maken. Kortom, je hebt de kans gekregen je menselijk te
gedragen!” Voor het eerst in tien minuten was het stil. Het was aan de andere
kant net zo hard aangekomen als bij mij. Voordat de ander kon stamelen ging de
stem verder: “Jij hebt je toch ook afgevraagd hoe het kan dat mensen zulke
wreedheden kunnen doen? Wel, dat waren geen mensen, maar handige primaten, die
zich voordoen als mensen. Primaten die niet luisteren naar de belofte, die niet
handelen naar hun potentie“. Kennelijk had de ander even adem gehapt en de kans
afgewacht om weer te kunnen spreken: “Ja, ja, zonet zei je nog dat God de mens
geschapen heeft. Geboetseerd uit klei en stof, en zo. Wel, die God van jou
heeft een paar fraaie weeffoutjes in zijn dierbare mensen ingekneed. Je zegt nu
toch zelf dat het beesten zijn! Als hij zo almachtig is had hij zijn huiswerk
wel wat beter kunnen doen!”. Na een snijdende stilte kwam het ontwapenende
rustige antwoord: “Ik snap niet wat je probleem is, wat is nou het verschil
tussen klei en een pratende homp cellen? Niets toch? Zie dan je niet dat jij de
klei bent!? Je denkfout zit hem waarschijnlijk in je benul van wat leven is.
Leven is niet lopen, praten of ademen! Leven is je als mens gedragen en samen
met je medemens deze wereld de moeite waard maken! Dat leven begint met wat sommigen
wedergeboorte of bekering noemen. Anders gezegd: het besluit om verantwoording
te nemen voor je handelen. Te luisteren naar je potentie, te worden wat je kunt
zijn. Je ziel je voeten laten besturen, en je niet: je door je omgeving laten
meesleuren in hedonistisch dierlijk gedrag!”. Voor het eerst had de rustige
stem een andere klank gekregen. Er klonk bevlogenheid, visie. Maar ook
mededogen, de wil om de gesprekspartner de herkenning van de schoonheid te
geven. “Die Goddelijke vonk zit in ons allemaal. We moeten hem alleen
gebruiken. Ik ken er eigenlijk maar één die het gelukt is om echt mens te
worden. En daarmee die goddelijke vonk tot zijn recht heeft laten komen. Maar
ja, daar zijn we zo van geschrokken, dat we die maar aan het kruis hebben genageld!”
De
ander gaf zich niet snel gewonnen: “Wat bidden die mensen dan in al die kerken?
Wie of wat roepen ze dan aan?”. Lichtelijk geïrriteerd klonk het: “Ja dat weet
ik ook niet hoor! Als ze nu maar eens naar zichzelf luisterden, in plaats van
te wachten op Goddelijke interventie. Ze nemen gewoon zichzelf niet serieus. Je
bent toch zelf de baas over je lijf en je handelen? Ga dan in vredesnaam aan de
slag!” Het cynische antwoord kwam onverbiddelijk: “Wel, die held van jou heeft
als laatste woorden uitgeschreeuwd dat zijn God hem had verlaten! Dus hij zag
ook wel in dat er daarboven niemand was die luisterde”. De ander lachte: “O,
dus dat is het! Jij denkt dat hij naar boven schreeuwde? Wel nee joh, hij
schreeuwde naar beneden! Naar jou en mij! Wij hebben hem in de steek gelaten,
wij hebben niet gehandeld naar wat we kunnen zijn. Wij hebben het Goddelijke in
ons niet laten spreken!”
Mijn
hart sloeg een keer over, en de trein schudde toen hij over een wissel reed.
Ook aan de andere kant werd er naar adem gehapt. Rustig, vaderlijk klonk het:
“Ik kan en wil je niet dwingen. Ik wijs je alleen op de mogelijkheid om
verantwoording te nemen voor je leven. Gisteren is voorbij, morgen is er nog
niet, hier en nu is het waar het om draait. Je moet alert blijven op de wereld
om je heen en besluiten durven nemen. Jij staat aan het roer en maakt je eigen
lot.”
Er
leek nu een elektrische stroom door mijn lijf te trekken, zoveel filosofie en
exegese had ik nog niet te verwerken gehad in zo korte tijd. Ik droomde weg. “Ik moet hier over nadenken en een mening
vormen” dacht ik. In mijn gedachten maalde de stortvloed van woorden en
kwam niet tot een besluit. Met een schok en een onnatuurlijk geknerp zette de
trein zich in beweging. Ik schrok wakker uit mijn mijmering. De trein reed het
station uit waar ik had moeten uitstappen. “Hier
en nu is waar het om draait! Je moet alert blijven!” gonsde het door mijn
kop. Ik stond op en keek om me heen. De coupe was leeg. De stemmen waren weg.
De
ijskoude wind sneed in mijn gezicht, toen ik drie kwartier later weer terug was
op het juiste station en naar mijn fiets liep. Mijn gezicht tintelde, een
huivering trok door mijn lijf. Iedere centimeter van mijn huid veranderde in
kippenvel dat ik overal voelde schuren langs mijn kleren. Elke stap dreunde
door, tot in mijn kruin. Ik was me meer dan ook bewust van mijn lijf en de
wereld om me heen. “... je ziel je voeten
laten sturen....hier en nu is waar het om draait...” echode het door mijn
hoofd. Ik stond stil en keek omhoog. De sterren knalden uit het zwart en de
verre geluiden van de stad herkende ik één voor één.
Hans
d’Achard, 3-Nov-2002, 28-Feb-2003.